Met mijn ziel onder de arm slenter ik langs het modderige paadje dat moet doorgaan voor de boulevard van Trawangan, de grootste van de drie Gili-eilanden ten noordwesten van Lombok. Ik wist dat het toeristisch was geworden sinds pionierende backpackers er in de jaren ’90 voet aan wal hadden gezet. Maar ik had me slecht voorbereid en bevind me nu ergens waarvan ik niet zeker weet of ik er wel wil zijn.
Overal zie ik uithangborden voor de verhuur van snorkels en zwemvliezen, duikcursussen, pizza’s, fish & chips en zelfs de gehaktball (de dubbele ‘l’ is geen verschrijving van mij) staat op het menu. Ik ben omgeven door hordes toeristen uit Australië, Europa en de Verenigde Staten die op de Gili’s kerst komen vieren.
Het eiland wordt bewoond door zo’n 1500 mensen. Maar die worden inmiddels veruit overbevolkt door bezoekende buitenlanders. Jonge Indonesische knapen in hippe kleren proberen je hun waar of diensten aan te smeren. Lukt dat niet, dan offreren ze je wiet. Hun haren hebben ze in staarten, een enkeling heeft zelfs rastalokken en ze hebben kekke baardjes. Op een of andere manier past het niet bij hen. Het toerisme heeft dit van hen gemaakt, vermoed ik.
Overal schalt westerse muziek uit de boxen van bars en restaurants en intuïtief ontvlucht ik de drukte. Even naar het noorden van Trawangan is het rustiger. Ik kijk uit over het witte strand, de zee van turkoois en de wuivende palmen. Ja, dit is bounty-eiland en het is ontgonnen door de reisbranche. Ik vraag me af wat hier een jaar of dertig geleden was. Een paar armoedige vissershuisjes waarschijnljk. Niet meer dan dat.
Ik ga onder de brandende zon zitten op het strand en in de verte zie ik vaag de contouren van Agung, de hoogste vulkaan van Bali. Even voel ik heimwee en ik denk aan de dag ervoor. Toen was ik per ojek naar de Beji-tempel gereden en ik had er alleen, samen met mijn chauffeur, rondgelopen. Ik smulde van de kleurige Noord-Balinese stijl waarin het heiligdom was opgetrokken.
Vanmorgen was ik vanuit Amed op Bali in Trawangan aangekomen. De speedboot had er vijftig minuten over gedaan. Ik kijk naar Bali als een hond die zijn baas nakijkt als die het huis verlaat. Dan sta ik op en loop terug naar de drukte.
Halverwege strijk ik neer op een terras en bestel eten en drinken. Voor me zitten twee Franse gezinnen. Ze drinken bier en hebben spaghetti bolognese besteld. Een van de kinderen lust het niet en haar moeder doet wat moeders doen in zo’n situatie: ze proeft of haar dochter misschien gelijk heeft.
Een jonge knaap vraagt of ik kettingen van hem wil kopen. Ik weiger vriendelijk, maar hij blijft bij me zitten. Niet om verder aan te dringen, maar om te babbelen. Dat stemt me mild en ik vraag of hij armbandjes verkoopt. ,,Nee, die heb ik niet.”
,,Ik heb vreselijke kiespijn”, zegt hij. ,,Maar geen geld voor de tandarts.” En hij heeft nog een zielig verhaal: ,,Ik kom hier elke dag vanaf Lombok om het schoolgeld voor mijn zusjes te verdienen.”
Dan voegt zich een collega van hem bij ons. Hari heet hij en hij is 35. ,,Parels kopen voor je moeder”, zegt hij in het Nederlands. ,,Mijn moeder geeft niet om parels”, pareer ik. Gelaten kijkt hij voor zich uit, richting de zee. Ik vraag of hij thee wil, maar hij vraagt om cola. Hij stelt vragen, maar luistert niet naar mijn antwoorden. En hoewel hij vriendelijk ‘speelt’, voel ik zijn onverschilligheid naar mij toe.
Op straat komen wagentjes met een paard ervoor voorbij. Ze dragen belletjes, jingle bells, en onwillekeurig verwacht je ‘Joho joho!’. Jongeren lopen voorbij in blote bast en bikini. Ze dragen rode kerstmutsen.
Hari roept naar een van de karretjes, hij wil meerijden. Dan grist hij zijn spullen van tafel, zijn blikje cola incluis, en rent weg. Zonder te groeten.
Boven Lombok pakken zich loodgrijze wolken samen en in de verte begint het te donderen. Nog vier dagen en dan gaat mijn boot terug. Misschien kan ik het vervroegen. Ik sla mijn reisboek open, op zoek naar een mooie tempel in het oosten van Bali.
Image may be NSFW.
Clik here to view. Image may be NSFW.
Clik here to view.