Ja, ik had er ooit, lang geleden van gehoord: koffie gewonnen uit stront. In Baarn had je een exquis koffiewinkeltje waar ze het verkochten. En ja, het kwam uit Indonesië, ineens herinnerde ik het me weer. Het was de duurste koffie ter wereld. Zestig gulden per pak.
Even boven Ubud laat ik me achterop een ojek vervoeren. Nyoman, de berijder van de brommer, brengt me langs fraaie tempels, onwaarschijnlijk groene rijstterrassen en naar een koffieplantage. Waarschijnlijk krijgt hij daarvoor een beetje commissie, want de bezoeker wordt na de rondleiding (inclusief proeverij van koffie- en theesoorten) wel geacht iets in het winkeltje te kopen. Ook de strontkoffie, ofwel kopi luwak, ligt er in verpakkingen van verschillende grootte uitgestald. Het grootste pak (ik schat een pondje) doet 400.000 roepia’s, ruim 33 euro. Ik ben gesteld op een straffe bak, maar je moet de zaken wel in proporties blijven zien. Een kleiner pakje kokoskoffie dan maar, toch nog bijna zes euro.
Even daarvoor had de jonge gids van de plantage me rondgeleid. Naast koffie werd er ook gember verbouwd, alsmede citroengras, avocado, kruidnagel, kaneel en nog veel meer gewassen. Sommigen waren goed voor de darmen, een aantal hielp tegen diabetes en kanker. En met bananen, zo stond er op het begeleidende bordje gekalkt, kon je depressie te lijf. ,,Dus van bananen word je vrolijk!’’, had ik olijk uitgeroepen. ,,Balinese vrouwen wel, ja”, antwoordde Nyoman, besmuikt grinnikend. Hij zag mijn verwarring en bood meteen zijn excuses aan. ,,Sorry, grapje.”
We lopen langs een kooitje waarin een beestje, de luwak, ook wel mongoose of civetkat genaamd, neurotisch heen en weer drentelt. Zijn uitwerpselen zijn vermoedelijk de kostbaarste ter wereld. Het gaat als volgt: het diertje krijgt de hele dag door koffiebonen te eten. Die kakt hij uit, de keutels worden verzameld en de koffiebonen eruit gepikt. Vervolgens worden ze te drogen gelegd, anderhalf uur lang in een soort wok geroosterd en vervolgens tot koffie gestampt. De enzymen van de civetkat geven de koffie de aparte smaak. Het is dus echt waar, het verhaal uit het Baarnse winkeltje, dat mij altijd redelijk apocrief had geleken, klopte. Je vraagt je alleen af hoe iemand ooit op het idee is gekomen dit procedé te gaan volgen.
Peinzend kijk ik naar de luwak en medelijden overvalt me. Opgesloten in een kooitje en de hele dag door gedwongen koffiebonen vreten. Ik krijg al het zuur van de hele dag koffie drínken. ,,Dit zijn toch roofdieren?”, vraag ik de gids. ,,Die eten toch ook kippen enzo?” De gids knikt. Maar om de pittige smaak en tegelijkertijd het zachte karakter van de koffie te garanderen, moet hij niets anders naar binnen werken dan koffiebonen. O zeker, ook naar de fecaliën van in het wild levende luwaks wordt wel gespeurd. Maar dan weet je nooit wat het dier gegeten heeft. Soms verorbert hij ook wel bananen en bladeren van een rijstveld. Die zijn vaak met gif bestrooid, slecht voor de koffie. En dat moet je niet willen, zoals dat tegenwoordig heet.
Even later, in het kleine koffietentje van de plantage, kan ik het niet laten en bestel ik een kopje kopi luwak, à raison 4 euro. Ik moet toegeven, het is een van de lekkerste bakkies pleur die ik ooit heb gehad, al blijft het een vreemde gedachte. Tijd voor een Partij voor de Dieren in Indonesië wellicht.