Quantcast
Channel: » Indonesië
Viewing all articles
Browse latest Browse all 10

Het ene hindoeïsme is het andere niet

$
0
0
Ubud

Detail van een tempel in Ubud

Verrukt dwaal ik door Ubud, het culturele centrum van Bali. Tempels liggen, zonder overdrijving, als hagelslag  over het stadje in Centraal-Bali uitgestrooid. Met hun gestapelde dakjes van riet doen ze denken aan de hindoetempels in Nepal. Maar toch zijn ze weer anders, zoals het hindoeïsme van Bali sterk verschilt van dat in Nepal en India.

Nadat het ooit machtige Majapahit-rijk in de tweede helft van de vijftiende eeuw door de moslims van Java werd verdreven en naar Bali vluchtte, vermengde het hindoeïsme daar zich met de plaatselijke, veelal animistische religies. Daardoor ontstond er een geheel eigen soort.  Zeker, de heilige triniteit van Brahma, Shiva en Vishnu worden ook op Bali aanbeden, maar ze staan onder auspiciën van een oppergod die het hindoeïsme elders niet kent: Sanghyang Widi. En waar in India de goden (of de 33 miljoen (!) afgeleiden daarvan) overal zichtbaar zijn, blijken de Balinese tempels leeg. Slechts Ganesh, de zoon van Shiva met olifantenkop, duikt hier en daar op. Balinezen hechten meer geloof aan goede en kwade geesten, die de bergen, de bossen en de stranden bevolken. En om hen  gunstig te stemmen, brengen ze elke morgen kleine offeranden van bloemen, rijst en fruit, vergezeld van wierook, naar de tempels.

Ook het Balinese hindoeïsme heeft zijn eigen kastenstelsel. Maar het is milder en kent ook geen dalit, kastelozen of ‘onaanraakbaren’.  En behalve voor de Brahmanen (de priesters) geldt er op de arbeidsmarkt geen onderscheid in de verschillende kasten. Dat kan ook nauwelijks, want 90 procent van de Balinezen behoort tot de Sudra-kaste, waarvan velen inmiddels tot de rijke middenklasse behoren. De enige invloed die het kastenstelsel nog heeft, is op religie en taalgebruik.

Ik dwaal langs de tempels, die grofweg zijn te onderscheiden in drie typen: de pura puseh (gewijd aan de stichters van dorp of stad), de pura desa (voor de geesten die het dagelijks leven beïnvloeden) en de pura dalem (opgedragen aan de doden). Ze staan altijd in dezelfde volgorde: één naar de bergen, één in het midden en de derde altijd aan de kant van de zee. En terwijl ik door de straten van Ubud slenter, stuit ik op een lange stoet van vrouwen in kleurige sarongs, gevolgd door een even lange sliert mannen. Ze lijken vrolijk en even denk ik van doen te hebben met een bruiloft. Maar dan passeert een groep die een draagbaar meetorst met een soort tent eroverheen. En dan realiseer ik me dat ik naar een begrafenismars sta te kijken.

Even ben ik verbijsterd. Niemand lijkt verdrietig. Ja, in het hindoeïsme verhouden leven en dood zich veel organischer tot elkaar dan in het Westen.  De cirkel van het leven, geboren worden, doodgaan en weer herboren worden, geeft hindoes het gevoel dat de dood niet erg is. Maar ook in Nepal en India zag ik crematies waarbij het gevoel bij de nabestaanden toch de overhand kreeg en er hartverscheurende taferelen ontstonden. Nooit zal ik de vrouw vergeten die aan de oever van de rivier Bagmati even buiten de Nepalese hoofdstad Kathmandu in een hysterische huilbui uitbarstte toen de baar van een geliefde (haar man?, haar moeder?, haar vader?) voor haar ogen in brand werd gezet. Haar zoon moest haar ondersteunen toen ze de trappen naar de rivier afging.

Maar in deze uitvaartstoet lijken mensen opgewekt, bijna vrolijk. Ik word nieuwsgierig en sluip achter de menigte aan. Na een minuut of tien draait het gezelschap een ommuurde binnenplaats op. Die ziet er vervallen uit. Het gras staat hoog en overal ligt water. Bij de poort zie ik zelfs iets wat lijkt op een vuilnisbelt. Op eerbiedige afstand kijk ik toe hoe van bamboe en gras een vuur wordt gemaakt. Voor de crematie vermoed ik.

Begrafenisstoet in Ubud

Begrafenisstoet in Ubud

Dan neemt een groep mannen het in doeken gehulde lichaam van de baar en legt het buiten mijn zicht op de grond. Er worden rituelen uitgevoerd en ik wacht op het moment dat de overledene op de brandstapel wordt gelegd. Schaamteloos besef ik dat sensatielust bij me opspeelt. Maar tot mijn verwarring zie ik mannen met pikhouwelen in de grond hakken. Hindoes cremeren toch? Die begraven geen lijken, protesteer ik intern.

Ik besluit het te vragen aan de man naast me, Oka genaamd. Hij draagt een sarong, heeft een ringbaardje en een dikke bril op de neus. ,,Eerst wordt een lichaam begraven. Na vijf jaar ‘verzamelen’ we de restanten weer en cremeren ze alsnog”, legt de man geduldig uit. Een kwestie van geld: cremeren is duur en dus  moet er eerst een aantal jaren voor worden gespaard. Peinzend kijk ik naar de brandende stapel. ,,Maar waarom wordt er dan nu al vuur gemaakt”, wil ik weten. ,,Niks bijzonders”, grinnikt Oka. ,,Dat is gewoon om de baar op te ruimen.”



Viewing all articles
Browse latest Browse all 10