Voor het monument in Kuta staat een vrouw van middelbare leeftijd met gevouwen handen omhoog te kijken. Ze concentreert zich nadrukkelijk op de Australische namen, waarschijnlijk komt ze er vandaan. De vrouw, toeristisch gekleed, lijkt een gebed te prevelen, draait zich dan om en verlaat de plek waar radicale moslims op bovengenoemde datum de bomaanslagen pleegden.
Ook ik kijk omhoog en zie de namen van de 202 slachtoffers, van wie er 88 uit Australië. De vier Nederlanders die omkwamen, staan er eveneens tussen. Drie mannen, één vrouw. Ik was het alweer vergeten. Afgelopen oktober was het tien jaar geleden.
De avond dat we de beelden van de vreselijke en lafhartige aanslag op tv volgden, ben ik nooit vergeten. Niet eens zozeer vanwege de gruwelijkheid of de omvang ervan (het was de grootste aanslag ooit op Indonesische bodem). Waarschijnlijk zat ik vanuit mijn stoel commentaar te geven op wat ik zag en hoorde. Op de radicale islam, op het terrorisme, zoals ik twee jaar daarvoor ook had gedaan bij de aanslagen van 11 september 2001 in de VS. Een beetje betweterig, maar gedreven vanuit een verlangen te willen begrijpen wat er was gebeurd. De feiten op een rij zetten en analyseren.
Toen keek ik opzij. Mijn geliefde staarde verbijsterd naar het scherm en had al die tijd niets gezegd. Over haar wang gleed slechts een stille traan. Ik besefte in een keer dat mijn gezwets geen antwoorden bood voor dat moment, maar dat haar reactie de enige juiste was: zwijgen en huilen. Om de jonge, onschuldige levens die zo abrupt en zinloos waren weggerukt. De analyses waren voor later.
De aanslag was misselijkmakend in zijn wreedheid en raffinement, erop gericht zoveel mogelijk mensen te treffen. Een eerste zelfmoordterrorist liep met een bomvest het volgepakte Padddy’s Bar (inmiddels heropend op een andere locatie onder de naam Paddy’s Reloaded) binnen en detoneerde zichzelf met een relatief klein explosief. In paniek renden mensen de straat op waar een veel zwaardere autobom hen wachtte. De vernietiging in het dichtbevolkte deel van Kuta was enorm. In de hele omgeving werden gebouwen verwoest, sneuvelden ruiten en bleef er een krater achter van een meter diep.
Velen raakten afgrijselijk gewond, maar omdat het lokale ziekenhuis niet was berekend op een dergelijke stroom slachtoffers, werd er geïmproviseerd. Hotels in Kuta stelden hun zwembaden ter beschikking om mensen met brandwonden te koelen in een poging de ergste pijn weg te nemen. Anderen moesten worden overgevlogen naar Darwin, Noord-Australië, een vlucht van 1800 kilometer.
Een paar weken na de aanslagen vond er een groots hindoeritueel plaats op het strand van Kuta om de plaats van kwade invloeden en de geesten van de overledenen te zuiveren. Niet lang daarna werden de eerste arrestaties verricht en verdachten van de aanslag opgepakt (drie van hen zijn inmiddels geëxecuteerd). Goed recherchewerk van de Indonesische en Australische politie, zo luidde algemeen het standpunt, maar op Bali wisten ze wel beter: de goden hadden geïntervenieerd. Mede daardoor was er reden hoopvol naar de toekomst van het eiland te kijken.
Dat leidde tot het groots opzetten van het Kuta Karnival, een jaarlijks terugkerend festival om het leven te vieren. Het evenement leidde tot een botsing tussen de Balinese hindoe- en westerse cultuur. Op Bali begrepen ze niet dat de buitenlanders elk jaar nog terugkwamen om hun doden te herdenken. Het land was toch immers ‘schoon’ en waarom zou je je overleden geliefden dwarszitten door hen telkens weer terug te halen naar deze plek van onheil?
Het monument in Kuta is indrukwekkend en de namen van de slachtoffers zijn verpakt in het symbool voor God. Even daarvoor was ik vanuit Seminyak naar Kuta gewandeld. Beide badplaatsen zijn door de loop der jaren aan elkaar vastgegroeid door een schier eindeloze slinger van aaneengeregen souvenirwinkeltjes, cafés en restaurants. En ik snap dat de extremisten van de aan al-Qaeda gelieerde Indonesische haatclub Jemaah Islamiyah juist hier toesloegen. Overal schreeuwen de uithangborden: kom zuipen, kom blowen en paddo’s gebruiken!
En om de paar meter vragen vrouwen aan (met name single) mannen of ze een massage willen. Om daar – bij weigering – eufemistisch en bijna fluisterend aan toe te voegen: You want body massage by young girl? Drank, drugs en prostitutie, alles waar moslimmilitanten zo het land aan hebben. Maar begrijpen doe ik hun daad niet. Laat staan dat alle losbandigheid hier een excuus daarvoor mag zijn.
Toch leefde na de aanslagen – de woede ten spijt – ook een gevoel bij Balinezen, dat het toerisme op het eiland uit de hand was gelopen. Met name doordat de toeristische sector instortte en 80 procent van de bevolking zijn baan verloor. Veel boeren hadden hun land verkocht aan projectontwikkelaars en voor hen was er geen weg meer terug.
Dus namen sommige bewoners zich voor werk te gaan maken van ecotoerisme en een terugkeer naar de Balinese cultuur. Die was sinds de jaren ’70, toen het toerisme begon, zwaar onder druk komen te staan. Iedereen was bezig met geld verdienen. Tien jaar na de aanslagen lijkt er echter weinig meer over van het loffelijke streven. Overal schieten de hotels weer als paddenstoelen uit de grond. Ze moeten onderdak bieden aan hoofdzakelijk Aziatische toeristen, die Bali zien als een goedkoop eiland waar je eindeloos kunt shoppen. Voor de cultuur komen ze niet.
Adrian (zijn naam dankt hij aan zijn Britse vader, die overleed toen hij anderhalf was) ziet het positiever. Hij werkt in het guest house van zijn moeder en heeft de tent eigenlijk al overgenomen. ,,We zijn gelukkig met wat we doen. En natuurlijk zijn er klootzakken die hier alleen maar komen voor het zuipen. Maar het is een westers verhaal, dat we hier zouden willen herbezinnen.”
Adrian herinnert zich de avond van de bomaanslagen. ,,Wist je dat er een hindoetempel staat vlak naast de plek waar de autobom afging? Hij bleef ongeschonden. Voor veel Balinezen was het een teken van de goden: wij zijn beter dan de terroristen.”
,,Ben je bang voor een herhaling van 2002?”, vraag ik.
-,,Natuurlijk denk je erover na. Maar als het gebeurt, gebeurt het. En eerlijk gezegd, kan het me weinig schelen. Wat ze ons ook aandoen, ze kunnen ons nooit echt raken. We worden er alleen maar sterker van”, zegt Adrian.
,,Denk je dat het islamitisch extremisme groeit in Indonesië?”
-,,Veel Indonesische moslims gaven hun goedkeuring aan de bomaanslagen in Kuta. Maar de echte extremisten maken slechts 2 procent van de bevolking uit.”
,,Maar ze zijn wel invloedrijk”, zeg ik.
Adrian kijkt even somber voor zich uit. ,,Ja, zeker in Jakarta zijn ze sterk. Als je als restauranthouder tijdens de ramadan je tent overdag openhoudt, komen ze de boel kort en klein slaan.”
Ik loop over het strand terug naar Seminyak. Het is broeierig warm en ik snak naar verkoeling. Die komt diezelfde middag, als het – zoals dagelijks tijdens de moesson – begint te stortregenen. Als de tranen die hier tien jaar geleden werden gelaten.